Dossier: Het Leuvense gerechtsgebouw
Decoratieve elementen: tweede wandelzaal
2 bijlage(n)De trappenhal leidt naar de ‘salle des pas perdus’ op de tweede verdieping. Net als op het gelijkvloers, is deze ruimte overvloedig versierd. Opnieuw duikt het hoofd van Minerva op, boven de toegangsdeuren van de zittingszalen. Verticaal naast de deuromlijstingen is steeds een fasces aangebracht. De lichtkandelaars, aangebracht tussen de buitenramen, zijn uitgewerkt onder de vorm van een toorts, een symbool van de overwinning van het licht op de duisternis en van het zoeken naar de waarheid, die ten grondslag ligt aan elk recht spreken. Tussen de bogen boven de deuren en het lijstwerk van het plafond is aan beide zijden een A-monogram met kroon, verwijzend naar koning Albert I, aangebracht, tussen twee wapenschilden, met links een klimmende leeuw van Brabant, getongd en geklauwd, en rechts twee schildhoudende leeuwen in een diagonale compositie.
Fasces naast de deuromlijsting en lichtkandelaar in de wandelzaal op de tweede verdieping. Foto Lander Loeckx.
Dat deze wandelzaal niet enkel ruimtelijk hoger gelegen was, maar ook hiërarchisch belangrijker was dan die van het gelijkvloers, blijkt uit de aanwezigheid van muurschilderingen, uitgevoerd door Omer Dierickx (1862-1939). Merk op dat deze wandelzaal ook hoger is dan die op het gelijkvloers, en bovendien voorzien is van een lichtkoepel over het gehele plafond, die buitenlicht vanuit de koepel doorlaat. De ruimte is dus zo ontworpen dat de uitwerking van een idealiserend rechtsiconografisch programma er kan bijdragen aan de mentale verheffing van de gebruikers van het gerechtsgebouw.
Lengtedoorsnede in de as van de wandelzalen en traphal van het Leuvens gerechtsgebouw, Oscar Francotte, 30 juni 1922. Collectie Rijksarchief Leuven.
De allegorische wandschilderingen hebben betrekking op wetgeving en rechtspraak. Ze behandelen ook rechtsdomeinen waarvoor de nabijgelegen handels- en burgerlijke rechtbanken bevoegd zijn. Net als op de voorgevel en in de traphal, is er aandacht voor complementaire facetten van de rechtspraak. Compositorisch bestaat elke fries uit een centraal geplaatste Bijbelse figuur, met aan weerszijden twee vrouwelijke allegorieën die op hun beurt aan beide zijden geflankeerd zijn door geïdealiseerde personages. Centraal aan de raamzijde verbeeldt ‘Christus de wetgever’, gezeten op een troon omgeven door lelies, de rechtvaardigheid en barmhartigheid, terwijl daartegenover, boven de kolommen die de wandelzaal van de traphal scheiden, ‘Mozes als wetgever’, op een achtergrond van stormweer, met in zijn handen de stenen tafelen met Gods wet, verwijst naar de strikte toepassing van gecodificeerd recht.
Detail uit de wandschildering op de fries aan de raamzijde van de wandelzaal op de tweede verdieping. Foto Lander Loeckx.
We belichten in detail twee allegorieën. Op de fries aan de raamzijde is helemaal rechts ‘de burgerlijke justitie met de eed van rechtspleging’ afgebeeld: een vrouwelijke figuur is vergezeld van meerdere attributen: een uil, teken van wijsheid en inzicht, en een weegschaal op de kolommen achter haar; een vlam op driepoot onder haar rechterhand, symbool van onthulling van de waarheid; en een stenen tafel, bron van kennis. Ze is geflankeerd door magistraten uit diverse historische periodes, met links een figuur uit de oudheid die de eed aflegt, en uiterst rechts een (toenmalig) hedendaagse figuur die een burger aanhoort.
Detail uit de wandschildering op de fries aan de raamzijde van de wandelzaal op de tweede verdieping. Foto Lander Loeckx.
Op de fries aan de trapzijde is rechts van Mozes ‘de criminele justitie’ afgebeeld: centraal bindt een mannelijke figuur een roedenbundel met linten vast, die verwijst naar zijn macht om te oordelen over misdaden, zoals diefstal en moord. Hierbij aansluitend verbeeldt het linkse tafereel ‘het eigendom’: een vrouw schermt een kruik af van een andere die beweert dat het voorwerp het hare is, terwijl eksters boven en onder de dieverij symboliseren. Het rechtse tafereel stelt ‘het leven’ voor door een vrouwelijk personage dat een kind omhooghoudt.
Detail uit de wandschildering op de fries aan de trapzijde van de wandelzaal op de tweede verdieping. Foto Lander Loeckx.
De schilderwerken boven de toegangsdeuren sluiten qua thematiek aan bij de bevoegdheid van de rechtbanken. We bespreken hier het paneel boven de toegangsdeur van de burgerlijke rechtbank: ‘de justitie ontdekt de waarheid’. Tegen een achtergrond vol lichtgloed, is ‘waarheid’ traditioneel voorgesteld als een naakte vrouw met een spiegel. Als symbool voor openbaring en zelfbewustzijn toont ze aan ‘justitie’ de ware aard der dingen, confronteert ze de misdadiger met zijn schuld, waarop die verschrikt wegvlucht, en onthult ze de onschuld die naar ‘justitie’ toeloopt. Die laatste is afgebeeld met een zwaard in de rechterhand, teken van streng oordeel, niet toevallig aan de zijde boven de door het licht van de waarheid verschrikte leugen. Haar linkerhand heeft een wijzende houding die de blik leidt naar de figuur rechtsonder, een man met masker die het blootleggen van bedrog verpersoonlijkt.
Wandschildering in het boogveld boven de toegangsdeur tot de brugerlijke rechtbank in de wandelzaal op de tweede verdieping. Foto Lander Loeckx.
Oorspronkelijk bevatte de lichtkoepel in de wandelzaal glas-in-loodramen uitgevoerd door Florent-Prosper Colpaert (1886-1940). In de uitwerking van de glasramen verwerkte hij beeldende elementen met juridische symboliek: een weegschaal, verwijzing naar het onpartijdig afwegen; een toorts, teken van het zoeken naar de waarheid; een hoplietenhelm, attribuut van Minerva, teken van wijsheid als basis voor een rechtvaardig vonnis; en een schild dat als defensief wapen verwijst naar de taak van de rechtspraak om de burger te beschermen tegen onzekerheid en onrechtvaardigheid. Na beschadiging van de lichtkoepel tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn de glasramen niet meer hersteld.