Dossier: Het Leuvense gerechtsgebouw
Architecturaal ontwerp
4 bijlage(n)In juli 1922 keurt de provincieraad van Brabant het ontwerp van architect Francotte goed, na evaluatie door het Leuvense Raadgevend Comiteit voor het Stedeschoon. Voorafgaand bepalen diverse betrokkenen uit de magistratuur, het stads- en het provinciebestuur de vereisten waaraan het nieuwe gerechtsgebouw moet voldoen. Volgens hun richtlijnen moet het voorzien in lokalen, kamers en zittingszalen die voldoen aan de noden van de gerechtelijke diensten, in ruimte voor een eventuele uitbreiding van de gerechtelijke diensten, in lokalen voor de gerechtelijke politie bij het Leuvense parket en in bureauruimte voor administratieve diensten, zoals hypotheek en kadaster. De bouwwerken starten eind 1923. Het nagenoeg rechthoekige complex bestaat uit een hoofdvolume, met een vooruitspringende middenpartij en twee lagere symmetrische vleugels aan de zijde van het Smoldersplein. De zijgevels liggen links langs de Vaartstraat en rechts (in een L-vorm) langs het Smolders- en Margarethaplein. Een achtervleugel vervolledigt de omsluiting van twee binnenkoeren die gescheiden zijn door de centrale traphal.
Plan met ontwerp van de gelijkvloerse verdieping van het Leuvens gerechtsgebouw, Oscar Francotte, 30 juli 1922. Collectie Rijksarchief Leuven.
Aansluitend op zijn Franse academische vorming en beïnvloed door de eind-19de-eeuwse toonaangevende visie, laat Francotte het monumentale gebouw optrekken in een exuberante historiserende stijl. Concreet betekent dit dat hij kiest voor een eclectisch ontwerp met integratie van traditionele elementen, vooral uit renaissance en barok. De grote dimensies, monumentale vormen, herhaling van volumes, strikte symmetrie en verfijnde gevelornamentiek dienen voornamelijk om een visie op justitie uit te dragen. Ze ondersteunen het beeld van een grandioze, strenge en rationele justitie. De verhevenheid blijkt uit de bekronende koepel, de brede trappartij voor een imposant portaal met rijk uitgewerkte toegangsdeuren, en de gevelopbouw waar symmetrie gekoppeld is aan hiërarchie door de opdeling in niveaus door zuilen, pilasters en frontons. Het vooruitspringend middendeel van het hoofdvolume is geaccentueerd door kolossale pilasters, ruw behakte natuurstenen omlijsting rond de deuren en halfzuilen langs de raamopeningen, die het centraal gevelreliëf dragen. Het betreft een voorafname op het belang van de achterliggende centrale circulatie-as: de opeenvolging van wandelzaal, vestibule en traphal, uitmondend in de wandelzaal op de tweede verdieping.
Plan met ontwerp van de voorgevel van het Leuvens gerechtsgebouw, Oscar Francotte, 30 september 1922. Collectie Rijksarchief Leuven.
Ook het interieur is met oog voor symmetrie opgebouwd. De publieke ruimtes van de wandelzalen, gelegen onder de koepel, vormen het hart van het gebouw. Ze bieden toegang tot de gehoorzalen, ingeplant aan hun korte zijden. De niet-publieke lokalen, zoals de bureaus van magistratuur en griffie, zijn ondergebracht in de zijgevels die over eigen ingangen beschikken. Gezien deze functionele indeling ligt het voor de hand dat in de openbare ruimtes de ornamentiek het meest uitgesproken is, zowel om op esthetisch vlak indruk te maken als om een visie op de rechtspraak over te brengen bij het publiek. De materiaalkeuze met warme kleurschakeringen, de bepleisterde en stenen versieringen en de wandschilderingen zorgen voor een coherent decoratiepatroon.
Foto's van de wandelzaal op de 2de verdieping met zicht op de met glasramen versierde lichtkoepel, en van de traphal tussen gelijkvloers en 2de verdieping, [1930]. Collectie Leuven Weleer - André Crèvecoeur.
De constructie van het gerechtsgebouw is vanaf het prille begin deels door een Leuvense firma uitgevoerd. Binnen de eerste openbare aanbestedingen gunt de permanente deputatie in 1923 aan de firma Crèvecoeur en Rabou, gevestigd Craenedonckstraat, de onderneming van de ruwbouwwerken. Zij krijgt nadien nog opdrachten toegewezen. Tegen het einde van de bouw staat Victor Crèvecoeur met zijn onderneming in voor de schrijnwerkerij en het meubilair. De gehoorzalen, evenals de aanpalende beraadslagingslokalen, zijn uitgerust met parketvloeren in visgraatmotief, houten lambriseringen, houten balie- en zitmeubilair en papieren wandbekledingen. Op 29 september 1930 vindt de inhuldiging plaats. Gedurende de daaropvolgende jaren wordt ook de afwerking van de interieurdecoratie voltooid. Het totale kostenplaatje klokt in april 1932 af op net geen 15 miljoen frank, terwijl de totale kosten in 1922-1923 op zo’n 5 à 7 miljoen frank waren geraamd.
Binnenzicht van een zittingszaal in het Leuvens gerechtsgebouw, [1930]. Collectie Leuven Weleer - André Crèvecoeur.
Het Leuvense gerechtsgebouw vertoont een sterke integratie tussen beeldende kunsten en architectuur. Deze keuze ligt in het verlengde van 19de-eeuwse denkbeelden over de vormgeving van publieke gebouwen. De sculpturen en/of wandschilderingen zijn hierbij vaak allegorisch van aard. Dit betekent dat de combinatie van afgebeelde figuren en hun attributen naar een begrip verwijst. Het gerechtsgebouw bevat, zowel buiten als binnen, decoratieve elementen die uitdrukking geven aan concepten zoals recht, wet, rechtspraak, gerechtigheid, … Deze ornamentiek verzacht enigszins de intimiderende architectuur, doordat het recht spreken ook in verband is gebracht met harmonie, mededogen en mildheid.