Thema
Was het nu 't Stuc, STUC of STUK?
Een van de opmerkelijkste objecten op Erfgoedplus.be is de single Storingen van Specimen & The Rizikoos. Deze groep, die slechts kort heeft bestaan, was gevormd rondom de artistieke duizendpoot Walter Verdin ( 1953). Verdin en consorten maakten het nummer in het kader van de ‘Storingenweek’ die door Verdins animatiegezelschap Grasgroen in samenwerking met theatergroep Radeis werd gehouden tijdens Klapstuk ’79.
Klapstuk was een roemrucht tweejaarlijks festival dat vanaf het einde van de jaren ’70 in Leuven werd georganiseerd door het Festival van Vlaanderen en STUdentenCentrum ’t Stuc. Het festival, dat zich later exclusief op dans zou richten, had aanvankelijk een multidisciplinair karakter. Het stelde zich tot doel om mensen te confronteren met vernieuwende tendensen in muziek, dans, theater en video en tegelijkertijd te tonen hoe de traditionele grenzen tussen deze kunsten afbrokkelden. Grasgroen en Radijs voerden tijdens hun ‘Storingenweek’ allerlei onaangekondigde ‘storende’ interventies uit op verschillende locaties in de stad. De single Storingen fungeerde destijds als toegangskaart voor het afsluitende feest van Klapstuk ’79 in een tent naast ’t Stuc.
Aan de geschiedenis van Klapstuk en ’t Stuc of STUK, zoals dit Leuvense kunstencentrum sinds 2001 officieel heet, is momenteel in Leuven een expositie gewijd. Deze tentoonstelling, getiteld Was het nu ’t Stuc, STUC of STUK? is gebaseerd op het doctoraatsonderzoek van Marleen Brock (KU Leuven), die tevens de begeleidende publicatie STUK, een geschiedenis (1977-2015) schreef.
37 ½ jaar STUK
In de 37 ½ jaar dat het STUK bestaat, heeft het niet alleen een belangrijk bijdrage geleverd aan de vernieuwing van het Leuvense en Vlaamse kunstenlandschap, maar heeft het ook vele gedaantes gekend. De wortels van deze instelling lagen in de roerige studentenmilieus van de jaren zestig en zeventig. Zoals in veel steden was in die tijd ook in Leuven de roep om meer medezeggenschap voor studenten hoorbaar. Daar werd in 1966 de Kultuurraad werd opgericht. Deze raad, die al snel een alternatief en links georiënteerd profiel kreeg, had tot doel om culturele activiteiten voor en door studenten te organiseren en te coördineren. Het bood vele workshops en cursussen (zeefdrukken, pottenbakken, …) aan naast een aanbod van kleinkunst, film, muziek en theater.
Lang kende de instelling een nomadisch bestaan. Pas elf jaar later zou het een vaste plek krijgen, toen de universiteit op de campus van Sociale Wetenschappen een locatie beschikbaar stelde. Op 19 oktober 1977 vond de feestelijke opening plaats van het ‘socio-kultureel studentencentrum’, dat al snel werd afgekort tot ’t Stuc. Het centrum groeide snel en kreeg extra repetitie- en opvoeringruimtes in de Naamse- en Vlamingenstraat.
Begin jaren tachtig verschoof de focus van ’t Stuc naar een gespecialiseerder avant-gardeprogramma vol postmodern theater, hedendaagse dans, experimentele film en video. Het bovengenoemde Klapstuk-festival als ook de Stuc-theaterproducties vormden daarbij vaste waarden in de programmering. Niet alleen in Leuven, maar ook op Vlaams niveau kreeg de instelling steeds meer bekendheid. Dit kwam mede doordat het met soortelijke instellingen, waaronder het Kaaitheater en Vooruit, een alternatief wilde bieden voor het officiële circuit van cultuurcentra en stadstheaters dat in hun ogen ‘artistiek verkalkt’ was. Dit streven naar vernieuwing in het Vlaamse culturele landschap kwam het Stuc echter wel op kritiek van de georganiseerde studentenbeweging te staan. Die verweet de organisatie elitarisme en ontoegankelijkheid. Dit leidde er uiteindelijk toe dat Stuc zich in 1995 officieel afscheidde van de Kultuurraad der Leuvense studenten.
Eind jaren negentig koos Stuc resoluut voor een koerswijzing. Het besloot zich voortaan te gaan richten op de functie van bemiddelaar tussen artiesten en publiek, zonder daarbij de vernieuwende tendensen in de kunsten uit het oog te verliezen. Ook werd het terrein verbreed naar de beeldende kunst, muziek en mediakunst. In 2001 fusioneerde het Stuc met Klapstuk en werd de naam officieel Kunstencentrum STUK. Een jaar later verhuisde STUK naar zijn huidige locatie, het Arenberginstituut in de Naamsestraat. Stil bleef de instelling sindsdien allerminst staan, want vorig jaar werd bekend dat het STUK in de loop van 2015 opnieuw transformeert. Ditmaal tot een ‘Huis voor dans, beeld en geluid’. Daarmee breekt weer een nieuw hoofdstuk aan.
Op de expositie Was het nu ’t Stuc, STUC of STUK? wordt de rijke geschiedenis van deze instelling getoond aan de hand van archiefmateriaal, diverse objecten, filmpjes en interviews met bevoorrechte getuigen, onder wie Alain Platel, Stijn Deville en Jan Fabre. De tentoonstelling is gratis te bezoeken en nog tot 24 mei 2015 te zien in STUK.
Voor adres en openingstijden: www.stuk.be. De publicatie STUK, een geschiedenis (1977-2015) is hier te bestellen.