Erfgoedplus.be vind meer dan je zoekt

Navigation Search

Thema

Arsenicumfabriek Reppel (1897-2000)

1 bijlage(n)

Dossier 'Bocholt reppel 0502 - 209: oude arseenfabriek' is een map met twintig zwart-wit fotoafdrukken (1980) uit het Documentatiecentrum van het Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed (PCCE). De arsenicumfabriek in Reppel (Bocholt), ook gekend als het ‘Groot Fabriek’, was in productie van 1899 tot 1971. Oorspronkelijk neergezet als filiaal van de Usine de Désargentation de Hoboken (Metallgesellschaft AG en Degussa AG), sloot de fabriek haar deuren als filiaal van Métallurgie Hoboken-Overpelt n.v. (Union Minière s.a.). Er blijken niet veel foto's gekend die de voormalige fabriekssite weergeven voor de sloop in 1985 en 2000. De twintig foto's zijn documentair van opzet en tonen ons de bouwwerken en hun onderlinge samenhang. Vooral de westelijke en zuidelijke zijde van de arsenicumfabriek werden goed gedocumenteerd.

van PMIE naar PCCE
Het handvol documentaire opnames van de arsenicumfabriek maakten deel uit van de archieven van het Provinciaal Museum voor Industrieel Erfgoed (PMIE). Vanuit de werking van de Dienst voor het Kunstpatrimonium (1968) werd in 1978 het 'Project Industrieel Erfgoed' opgestart. Nadien zou uit dit 'project' het Provinciaal Museum voor Industrieel Erfgoed groeien. Tot 1994 werkte dit PMIE zelfstandig aan een collectie rond het industrieel erfgoed. Naast een handbibliotheek, aanleg van een documentatiecentrum (tekeningen, plannen, waardepapieren, briefhoofden,...) en een fotografisch archief, werden zelfs machines en machineonderdelen verzameld. Het museum werd nooit fysiek gerealiseerd. Wel organiseerde het PMIE en de Dienst voor Industrieel Erfgoed diverse tentoonstellingen en werden publicaties uitgegeven, onder andere 'Steenkool in Limburg' (1983) en 'Spoorwegen in Limburg' (1991). In 1994 werd de werking van het PMIE terug gebundeld met de 'Dienst voor het Kunstpatrimonium'. In deze operatie werd meteen ook de dienst omgedoopt tot het Provinciaal Centrum voor Cultureel Erfgoed (PCCE). Hiermee verhuisde ook het archief van het PMIE, met inbegrip van dossier "Bocholt reppel 0502 - 209" naar het PCCE.

Archiefdoos met fiches en fotos over de fabriek van Reppel.Dossier 'Bocholt reppel 0502 - 209: oude arseenfabriek', twintig documentaire opnames uit 1980 van de fabriekssite.

noodinventaris 1979-1980
Voor een groot complex als de arsenicumfabriek in Reppel, zijn er betrekkelijk weinig opnames gemaakt. De fabriek in Reppel sloot haar deuren in 1971 en de terreinen werden in 1973 doorverkocht aan een plaatselijke ondernemer in wegenwerken, Albert Eikenaar. De vervuiling van de site was gekend en een nieuwe Vlaamse saneringswetgeving diende zich aan (1981). Bovendien was het historische industriële landschap in Limburg in een rap tempo aan het verdwijnen. Oude fabriekssites werden uitgekleed, afgebroken en door moderne installaties vervangen. Op 23 januari 1979 ondernam Adriaan Linters als projectcoördinator van het 'Project Industrieel Erfgoed' initiatieven om de fabriekssite te bezoeken. Exact een jaar later wordt via de provinciegouverneur een officiële vraag gericht aan Albert Eikenaar om op de site een 'bondige foto-inventaris' uit te voeren. Op 21 maart 1980 kon Adriaan Linters de gebouwen op de site documentair in een fotografische noodinventaris vastleggen. Omwille van de ernstige risico's die aan de vervuiling verbonden waren, was het bezoek ter plekke beperkt in tijd. Er werden geen opnames binnen de gebouwen gemaakt. Het eenmalig bezoek resulteerde in een beknopte foto-inventaris van de buitenzijde van fabriekssite.

Panoramafoto van fabrieksgebouwen.Panoramamontage van de meest zuidwestelijke hoek van het fabrieksterrein.

Duitse industriëlen
Al in de 19de eeuw had het productieproces voor arsenicum een kwalijke reputatie. De eerste plannen voor een arsenicumfabriek op deze locatie werden in 1888 gedwarsboomd. Omdat een vergunning uitbleef, besloot men over te gaan tot nikkel- en zinktoepassingen. Dit zou uitgroeien tot de latere ‘lepelfabriek’ of het ‘Klein Fabriek’ van de s.a. Reppel. Enkele jaren later, in 1893 en bekrachtigd in 1895, verkreeg de s.a. Reppel dan toch de toestemming van de Bestendige Deputatie. Voor de realisatie werd in 1897 de s.a. Établissements d’Ellicom opgericht, een joint venture van de Société Anonyme de Reppel en de Usine de Désargentation de Hoboken. De fabriek in Hoboken was in 1887 opgericht door de Duitse industriële vennootschappen Metallgesellschaft AG en Deutsche Gold- und Silberscheideanstalt (of ‘Degussa AG’). Door het meerderheidsaandeel van de Usine de Désargentation de Hoboken kwam Reppel in handen van een Duits industrieel vennootschap. Waarom was Metallgesellschaft AG zo gebrand op een arsenicumfabriek in Reppel? Zij probeerden al jaren zo’n fabriek op te richten in Duitsland, zonder succes. Bovendien zocht men commercieel interessante oplossingen voor restproducten uit hun activiteiten in de metallurgie. De concessie van s.a. Reppel bood deze mogelijkheid en in de afgelegen, onvruchtbare en dun bevolkte Kempen grepen ze hun kans.

Briefhoofd van Etablissements d'Ellicom.Briefhoofd van de s.a. Établissements d’Ellicom, een joint venture van de s.a. Reppel en de Usine de Désargentation de Hoboken, die van 1897 tot 1918 de fabriek in beheer had.

het Groot Fabriek
In 1897 werd naast het ‘Klein Fabriek’ gestart met de bouw van de arsenicumfabriek. Op het einde van 1899 ging de arsenicumfabriek in productie. De arsenicumfabriek groeide gestaag uit tot een groot fabriekscomplex. In 1907 werkten hier een honderdtal werknemers. In de regio sprak men dan ook van het ‘Groot Fabriek’ als onderscheid voor het ‘Klein Fabriek’ vlakbij. Over de opeenvolgende bouwfases en uitbreidingen van de fabrieksgebouwen is weinig geweten. Eén van de monumentale fabrieksschouwen, de meest westelijke van beide, zou rond 1914 gebouwd zijn. De activiteit van de fabriek tijdens de Eerste Wereldoorlog is onduidelijk. Werd de werking stilgelegd bij aanvang van de vijandelijkheden? Bleef het complex nog een tijd in productie? Werd de fabriek ingeschakeld voor oorlogsproductie (vb. grondstof voor ‘Clark’ strijdgassen)? In elk geval werd het fabriek vlak na de wapenstilstand in sekwester gesteld. De Belgische regering beschouwde Duitse firma’s als ‘vijandelijk’. Op 2 mei 1919 koopt de Compagnie Industrielle Union in een globale deal alle vestigingen van de Usine de Désargentation de Hoboken op, dus ook de arsenicumfabriek in Reppel.

Om deze overname te financieren, kapitaliseert de CIU in juli 1919 haar werking op de beurs en verandert haar naam in Société Générale Métallurgique de Hoboken (SGMH). De arsenicumfabriek in Reppel wordt hierdoor een onderdeel van de groep SGMH met als hoofdaandeelhouders de Société Générale en Union Minière du Haut-Katanga.

dertig jaar van topactiviteit
In het interbellum kende de fabriek haar grootste groei. In 1923 telde de onderneming 250 werknemers. Sommige bronnen maken zelfs gewag van 500 werknemers tijdens de topjaren. Het ‘Groot Fabriek’ behoorde tot één van de grote industriële werkgevers in de regio. Ook nu is er weinig duidelijkheid over eventuele bouwfases of uitbreidingen van de fabrieksgebouwen. De oven voor de verwerking van het ruwe arseen werd in 1927 vergroot. De concessie wordt in 1928 voor nog eens 30 jaar verlengd. In 1929 worden twee machinale ovens voor het roosten in gebruik genomen. In 1936 volgt een verdere uitbreiding met een productieoven voor arseentrioxide. Er is weinig informatie over de activiteit van de fabriek onder de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog wordt de werking weer hervat. Kort op de oorlog (1945-46) wordt een tweede schouw geplaatst. De arsenicumfabriek breidt verder uit in 1954 met een installatie voor de productie van arseenzuur en arseentrioxide. De fabriek wordt verder vernieuwd en uitgerust met filters en een zuiveringsinstallatie. In haar jubileumboek (1958) beschrijft de Société Générale Métallurgique de Hoboken haar filiaal in Reppel als een moderne fabriek.

Collage van drie luchtfotos. Van een fabriek tot lege weide.Luchtfoto's uit de periode 1971, 1979-1990 en 2015 tonen de evolutie van de fabriekssite. De luchtopname uit 1971 - het jaar van de sluiting - is de enige opname die de volledige de MHO fabriekssite weergeeft. Bij de volgende opnames zijn de oostelijke fabrieksgebouwen al gesloopt (1985). De opname van 2015 toont de huidige situatie als gesaneerde site.

SGMH, MH, MHO en… sluiting
In haar jubileumjaar had SGMH weinig te vieren. De fabriek in Reppel kende grote sociale onrusten met uitgerekend in 1957-1958 de langste staking in de Limburgse geschiedenis (14 maanden). In 1959 wordt de concessie opnieuw verlengd, maar deze periode zal men niet meer afronden. De mondiale politieke, economische en financiële verhoudingen wijzigen. Steeds meer bedrijven fusioneren, verplaatsen hun activiteit of sluiten. In 1963 wijzigt het moederbedrijf SGMH van naam en gaat voortaan te boek als Métallurgie Hoboken n.v. Nog later (1969) volgt een fusie tussen Métallurgie Hoboken n.v. en de Compagnie des Métaux d'Overpelt-Lommel n.v. De nieuwe entiteit wordt Métallurgie Hoboken-Overpelt n.v. (MHO), het nieuwe moederbedrijf voor de fabriek van Reppel. De fabriek telt in 1969 nog maar 39 werknemers. Een jaar later wordt Union Minière met 43,3% hoofdaandeelhouder binnen MHO. Hierdoor wordt MHO een dochteronderneming van Union Minière met Reppel als een filiaal. Door de mondiale terugval op het vlak van non-ferrometalen wordt de activiteit van de arsenicumfabriek in Reppel kort hierop door MHO (Union Minière) stopgezet. In 1971 legt men de productie stil en sluit de fabriek haar deuren.

arsenicumproductie (1899-1969)
Arseen behoort tot de zware metalen. Het komt natuurlijk voor in bepaalde mineralen en ertsen. In de verwerking van deze ertsen ontstaan bijproducten met concentraties aan Arseen. Smeltprocessen om metalen te winnen, leveren restmateriaal en onzuiverheden op. Afhankelijk van het stadium in het smeltproces -en de temperatuur- scheiden de metaalsoorten en de onzuiverheden zich in aparte lagen. Dit levert naast het gewenste metaal ook sintels, slakken en ‘speiss’ op (verbinding van ijzer en Arseen). Vooral dit laatste bijproduct uit de metallurgie werd in het Groot Fabriek van Reppel gebruikt als grondstoffen om Arseen te winnen. De arsenicumfabriek in Reppel was eigenlijk een manier waarop de Métallurgie Hoboken-Overpelt n.v. haar ‘resten’ uit de lood-, zink- en koperproductie economisch winstgevend kon verwerken. In Hoboken en Olen werden metalen gewonnen en in Reppel haalde men Arseen uit de bijproducten. Bronnen melden ook de verwerking van geïmporteerde arseenkobaltertsen uit Marokko, de zogenoemde ‘zwartgrijze maroc’. Hier verliep het verwerkingsproces met meer handelingen en transport. Het arseenkobalterts werd eerst bewerkt in Reppel. Dit leverde reeds een eerste partij Arseen op. Vervolgens werden blokken metaal naar Hoboken vervoerd om hieruit kobalt, nikkel, goud en zilver te winnen. Het restmateriaal (in poedervorm) bracht men vervolgens terug naar Reppel voor een laatste extractie.

De arsenicumfabriek in Reppel produceerde Arseen en arseenverbindingen (o.a. arseentrioxide, natriumarseniet en arseenzuur). Het arseen werd onder meer gebruikt in de zink- en glasproductie. De arseenverbindingen kenden industriële toepassingen in de vervaardiging van onkruidverdelger, geneesmiddelen, verfpigmenten en houtconserveringsproducten. Daarnaast werd in de zogenaamde ‘rode hal’ arseentrioxide met zwavel opgewerkt tot een glasachtige substantie, de ‘rode arseen’. De reststoffen van de arseenproductie, sintels en ovenslakken, werden vermalen tot meststoffen of kenden een gebruik als wegverharding. De sintels waren wijd en zijd erg populair voor opritten en als sierkiezel rond huizen. Het bleef immers vrijwel geheel onkruidvrij. De fabriek kende haar grootste productie en groeiperiode in de jaren twintig tot eind jaren vijftig. Meermaals werd het complex uitgebreid met nieuwe ovens en grotere productiehallen. Maar het blijft moeilijk om een duidelijk zicht te krijgen op elk van de gebouwen en hun specifieke functie. De bronnen hierover zijn gefragmenteerd, althans de publiek eenvoudig raadpleegbare documenten. Bovendien blijken ze vaak in tegenspraak. Toch laten ze toe om een ruw zicht te krijgen op de fabriekssite en het gebruik van de meest opvallende bouwwerken.

Luchtfoto fabriek met verklaring bij de functie van de gebouwen.Een luchtopname van de fabriekssite uit 1971, het jaar van de sluiting, is de enige publiek beschikbare overzichtsfoto van het industriële complex. Uit de verspreide literatuur kunnen we de functie van enkele bouwwerken duiden. (orthofotomozaïek/luchtfoto Vlaanderen zomerseizoen 1971, Bron: www.geopunt.be 2017-02-02)

Het zou een interessante studie zijn om de verschillende gebouwen, hun toepassing en vooral de onderlinge samenhang in kaart te brengen. De ligging van de gebouwen moet binnen het productieproces logisch met elkaar in verband staan. De productie in Reppel was vrij gevarieerd. Mogelijk wisselde het gebruik ook in tijd en naargelang de markvraag. Over de verschillende bronnen heen zou een mogelijk productietraject als volgt kunnen verlopen. Speiss van Hoboken of Olen wordt in gebouw (8) opgeslagen en verwerkt in de calcineeroven (7) tot ruwe As. De ruwe As wordt daarna gezuiverd in de koepeloven van gebouw (6). Het gezuiverde arseentrioxide (As2O3) kan vervolgens met zwavel opgewerkt worden in de ‘rode hal’ (2), tot arseenzuur verwerkt (5) of tot natriumarseniet (8). Gebouw 8 zou immers ook dienen als opslagruimte voor het natriumarseniet. Elk van deze gebouwen liggen aansluitend of in het verlengde van elkaar en kunnen een logisch traject vormen. Mogelijk verliep ook een zelfde afstemming in de grotere hallen (oostelijk fabrieksterrein). Waarschijnlijk zijn deze gebouwen ook van latere bouwdatum. Maar zoals aangehaald, zijn de bronnen fragmentair en niet steeds eenduidig.

1980 bondige foto-inventaris
Met de luchtfoto (orthofotomozaïek) ‘Vlaanderen zomerseizoen 1971’ kunnen we aan de slag om in te tekenen vanuit welke posities de foto’s in 1980 genomen werden. Vervolgens laat dit toe om de gebouwen die we zien met hun functie te duiden. Het valt op dat de opnames aan de zijlijn werden genomen. Hoewel het terrein in 1980 nog steeds in gebruik was door de firma Eikenaar, was feitelijke toegang niet zondermeer mogelijk. Omwille van veiligheidsredenen kon men de gebouwen zelf niet betreden. Opnames in de fabriekshallen en gebouwen ontbreken dan ook geheel in deze foto-inventaris. De fotograaf trok langs de periferie van het fabrieksterrein. Dat is het meest duidelijk te herkennen in de opnames ‘064’ en meer specifiek foto’s 064.04 en 064.05. De prikkeldraadversperring van waarachter de fotograaf het terrein gefotografeerd heeft, is op deze opnames zichtbaar. De meeste opnames zijn gemaakt vanaf de westelijke en zuidwestelijke zijde. Het zijn ook deze opnames die het best zicht geven op het geheel van de gebouwen. Het fabrieksterrein was op dat moment nog zo goed als volledig. Mogelijk had men reeds enkele kleinere gebouwen afgebroken. Maar de eerste grote afbraak dateert van 1985. In dat jaar sloopte men de grotere productiehallen aan de oostzijde, samen met één van de schouwen. Slechts drie opnames (064.13, 064.14 en 161.34) tonen delen van dit complex.

Luchtfoto met aanduiding van de richting van waaruit gefotografeerd werd.Op basis van de orthofotomozaïek luchtopname (1971) kunnen we bepalen vanuit welke standpunten de twintig foto's uit 1980 genomen werden en welke gebouwen we zien. De positionering van de opnames toont een concentratie aan de westelijke en zuidelijke zijde.

unieke foto’s?
Foto’s van de arsenicumfabriek in productie zijn zeldzaam. De jaarboeken en bedrijfsverslagen van de Société Générale Métallurgique de Hoboken tonen enkele foto’s van arbeiders aan de installaties. Overzichtsfoto’s die een totaalbeeld geven van de gebouwen met hun onderlinge samenhang, zijn beperkt tot de 1971 luchtopnames. In pers- en media-archieven bestaan talrijke foto’s van de arsenicumfabriek naar aanleiding van de saneringsproblematiek (1985-1987, 1991-2000). In de berichtgeving werden foto’s gepubliceerd van de vervallen bouwwerken, installaties en zelfs binnenopnames van de fabrieksgebouwen. Echter, deze opnames bevinden zich in archieven die auteursrechtelijk niet zonder meer publiek opengesteld zijn. Bovendien dateren deze foto’s van na de eerste afbraakronde in 1985. De foto-inventaris uit 1980 biedt met slechts 20 opnames een beknopt maar coherent zicht op het fabriekscomplex in Reppel. Ondanks zijn beperkte omvang, zijn het bijzondere opnames die er in slagen om een deel van het fabrieksterrein te documenteren. Uit deze periode zijn er geen andere opnames - publiek toegankelijk - gekend. De 'bondige foto-inventaris' in het Documentatiecentrum van het PCCE kan in al zijn bondigheid zo toch bijdragen om de werking van de fabriek beter te begrijpen en te bestuderen.

>> Arsenicumfabriek van Reppel op Erfgoedplus.be
>> PCCE collectie van het Limburgs industrieel erfgoed

Bronnen

  • -,. Interpellatie van de heer Marino Keulen tot de heer Theo Kelchtermans, Vlaams minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, over de ambtshalve sanering van de arseenfabriek in Bocholt-Reppel. In: Commissie voor Leefmilieu en Natuurbehoud, vergadering 07/01/1998
  • -,. Umicore in België. Geschiedenis. op: Umicore, 2013 (geraadpleegd 28/07/2013).
  • Brion, René en Moreau, Jean-Louis. De la mine à Mars: la genèse d’Umicore. Tielt, Lannoo, 2006, 471p.
  • Jame, Rik (v.u.). De fabrieken van Reppel 1891-1971/1995. In: BOKARELO. Tijdschrift van de Geschied- en Heemkundige Kring van Bocholt. Bocholt, jrg.18 & 19, 2001-2002, pp.42-77.
  • Leemans, Joseph. L'effort belge dans le domaine des métaux spéciaux: plomb, cuivre, étain, cobalt, radium et métaux précieux. In: Bulletin de la Société Belge des Ingénieurs et des Industriels, Brussel, vol.XI, 1931, pp.225-226.
  • Verbist, Stijn. Administratiefrechtelijke aspecten inzake onteigening : de onteigeningsvoorwaarden, rechtsbescherming in de administratieve fase, milieurecht en onteigening. In: Cahiers Antwerpen Brussel Gent (CABG), Gent, Larcier, afl.5, 2004, pp.30-34.
  • Willems, Raf. Reppel sterft in stilte. In: Knack, 16 augustus 1995, pp.26-29.
Print deze pagina LIM2017_arsenicumfabriek-reppel.pdf